Toen in 1597 werd begonnen met de bouw van de vesting, moesten de bewoners van Coevorden wel vertrekken. De stad was compleet verwoest, waardoor er een gebrek aan woonruimte was ontstaan.
Groningse kooplieden
Toen de vesting eenmaal gereed was, trokken er naast de voetsoldaten ook allerlei middenstanders naar Coevorden. Groningse kooplieden vestigden zich in de nieuwe vestingstad, waarvan er veel actief waren in de textielhandel.
Friesestraat
De lakenhandel was een bloeiende handel. Dat is ook vandaag nog terug te zien aan een prachtig pand aan de Friesestraat, dat gesierd wordt door één van de mooiste renaissancegevels van Noord-Nederland. Deze gevels bevatten veel beeldhouwwerken en interessante teksten, die nog goed te zien en te lezen zijn op het pand in Coevorden.
Doorgangsstad
Met regelmaat kwamen er Groningers naar Coevorden toe om er handel te drijven. Dat leverde ook de horeca in Coevorden veel geld op. Er bevonden zich dan ook veel herbergen in de stad, zoals De Wijnroemer en De Pauw. Coevorden werd een echte doorgangsstad voor handelaren.
Garnizoen
Veel Coevordenaren waren direct of indirect betrokken bij het garnizoen van de vesting. Naast de herbergen waren er veel naaisters en wevers actief, die kleding maakten voor de soldaten. Ook waren er diverse wapensmeden aanwezig om zwaarden te slijpen en geweren te repareren. Langzamerhand namen de militairen zo ‘het gezicht’ van Coevorden over.